Verder denken over gedrag in organisaties
- Leiderschapsontwikkeling
- 7 april 2015
De werkvloer in evolutionair perspectief
Wie kent ze niet? De collega die tijdens een vergadering altijd het laatste woord wil hebben. De veelbelovende vrouw die toch niet solliciteert op een functie in de directie. De strijd tussen twee managers om het kantoor met de meeste ramen. Allemaal gedragingen die te herleiden zijn naar de tijd toen wij nog als jagers-verzamelaars ons kostje bij elkaar moesten scharrelen. Oerdriften op de werkvloer: hoogleraar Sociale Psychologie Bram Buunk besteedt er zijn lezing aan tijdens de jaarlijkse Masters of Management van AOG School of Management op donderdag 11 juni.
Bram Buunk is als Academiehoogleraar verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen en ging drie jaar geleden met emeritaat. De tien jaar ervoor besteedde hij volledig aan zijn onderzoek. Daarnaast begeleidde hij een groot aantal promovendi. Tegenwoordig verdeelt hij zijn tijd tussen zijn werk aan de universiteiten van Groningen, Valencia en Curaçao, en zijn onderzoek in Zuid Amerika. In 2010 publiceerde hij Oerdriften op de werkvloer: Een evolutionair perspectief op organisaties, waarin hij uitlegt hoe de evolutionaire benadering van menselijk gedrag in organisaties uitwerkt en een verklaring geeft voor ogenschijnlijk irrationeel gedrag. Daarbij kijkt hij niet alleen naar de oertijd, maar haalt hij ook geregeld onderzoek aan naar bijvoorbeeld apen.
Jagers-verzamelaars
Zijn fascinatie voor het evolutionaire perspectief komt voort uit zijn observatie dat er in de Sociale Psychologie geen overkoepelende theorie bestaat die allerlei verschijnselen op microniveau kan verklaren. “Ik vroeg me af of het mogelijk was om verschijnselen zoals denken in ‘wij’ en ‘zij’, gevoeligheid voor sociale uitsluiting en de neiging van mensen om zich te conformeren aan de groep te verklaren vanuit Darwinistisch perspectief. Daarvoor moest ik me verdiepen in de biologische grondslagen van het menselijk gedrag, de evolutiebiologie en de evolutionaire culturele antropologie. Ik vond dat fascinerend: dit is een thema waar allerlei vakgebieden samenkomen. Zo is het razend interessant om te onderzoeken hoe mensen leefden voor de opkomst van de industriële samenleving. Bijzonder interessant zijn de jagers-verzamelaars. Daarvan kunnen we heel veel leren over menselijk gedrag in evolutionair perspectief.”
Hoogopgeleide, kinderloze vrouwen
Buunk kijkt niet alleen naar het evolutionaire verleden, maar ook naar het heden. “Als je middenin een verandering zit, zie je niet goed wat er gebeurt. Toch kunnen we zien hoe de evolutie van de mens voortschrijdt. Denk aan de trend onder hoogopgeleide vrouwen om geen kinderen te krijgen. Dat betekent dat naar verhouding minder ambitieuze vrouwen meer nakomelingen krijgen. Wat zijn daarvan de gevolgen? Of kijk hoe kinderen tegenwoordig opgroeien. In de negentiende eeuw stierven veel kinderen voor ze volwassen werden, alleen de sterksten overleefden. Nu is dat niet meer zo, althans niet in de westerse wereld. Wat betekent dat voor de toekomst?”
Seksuele selectie
In zijn boek gaat hij vooral in op gedragingen in organisaties, geïllustreerd door verhelderende en vaak herkenbare interviews met ervaringsdeskundigen. Bijvoorbeeld over de rol van roddelen op de werkvloer en de verhouding tussen mannen en vrouwen op het werk. Buunk: “Zo zie je dat mannen brutaler zijn dan vrouwen als het gaat om het verkrijgen van een hogere positie. Vrouwen zijn daar veel bescheidener in. Vrouwen kunnen, vreemd genoeg, minder goed omgaan met conflicten. Ze maken het vaak persoonlijk, terwijl mannen elkaar na afloop op de schouders slaan en een biertje gaan drinken. Ook bijzonder is dat mannen en vrouwen elkaar niet als rivalen zien. Neem Rijkman Groenink, die stond erom bekend dat hij vreselijk competitief was naar mannen toe, maar dat hij vrouwen juist beschermde en steunde.” Evolutionair kan Buunk dit voorbeeld van seksuele selectie goed verklaren. “In de loop van de evolutie zijn mannen altijd elkaars concurrent geweest in het verwerven en behouden van vrouwen en hebben ze eigenschappen ontwikkeld om de strijd met andere mannen aan te gaan. Dat doen ze met fysieke wapens en uiterlijke kenmerken, maar ook met eigenschappen als sociale vaardigheden, intelligentie, communicatie en sociaal leiderschap.” Zo is de lengte van de man een goede indicatie van zijn aantrekkelijkheid voor vrouwen. Vrouwen hebben namelijk een voorkeur voor mannen die langer zijn dan zij. Kleine mannen compenseren hun fysieke nadeel dan vaak weer met een ongelooflijke geldingsdrang waardoor ze macht en status verwerven.
Queen Bee
Hoewel hij ervan overtuigd is dat vrouwen goede leiders kunnen zijn, minstens zo goed als mannen, kan Buunk wel verklaren waarom zo weinig vrouwen doorstoten naar de top. “Ze zijn te bescheiden, maar hebben ook last van het Queen Bee-effect. Vrouwen op hoge posities zijn er vaak niet op uit om andere vrouwen aan te nemen. Ze vinden het leuk om alleen tussen de mannen directeur of commissaris te zijn en zien andere vrouwen als rivalen. Zeker als het gaat om aantrekkelijke vrouwen. Het idee dat vrouwen meer kansen zouden hebben om hogerop te komen als er meer vrouwen in de sollicitatiecommissie zouden zitten, is dus incorrect. Dat werkt vaak contraproductief.”
Doelgericht zijn of jezelf wegcijferen
Dat er uit onderzoeken naar arbeidstevredenheid vaak zoveel kritiek is op leiders, vindt hij vanuit evolutionair perspectief niet vreemd. “Dat betekent niet dat leiders het zo slecht doen. We hebben allemaal de ingeboren neiging om ons aan de ene kant te conformeren aan de leider. Anders komt onze plek in de groep in gevaar. Aan de andere kant is de leider wel iemand die boven ons staat en die willen we naar beneden halen, omdat wij die status ook willen hebben. Uit een langlopend Amerikaans onderzoek naar leiderschap in een aantal grote bedrijven kwam naar voren dat twee kenmerken van leiders het meest effectief zijn op de lange termijn: doelgerichtheid: de leider die weet wat hij wil, en bescheidenheid: de leider is nederig en cijfert zichzelf weg in het belang van de organisatie. Dat laatste is maar weinig mensen gegeven: het zijn vaak de narcistische leiders die boven komen drijven. Nederigheid is hen vreemd.”
Informele leider
Een interessant gegeven van leiderschap is de positie van de informele leider in een groep. “Dat is iemand die geen leidinggevende functie heeft, maar wel heel veel invloed heeft. Hij, vaker nog is het een zij, bepaalt wat er gebeurt, omdat de formele leider het te druk heeft met zijn eigen dingen. Vaak gaat het om iemand die charismatisch is, goed naar mensen luistert en daardoor heel veel invloed heeft. Een mooi voorbeeld kwam voor bij een groep chimpansees in Arnhem, waar een vrouwtje grote invloed had op het verzoenen van conflicten tussen mannetjes. Zij was niet de formele leider, maar had grote invloed op de hele groep.” Een leider kan veel hebben aan zo iemand in de groep, maar Buunk wijst meteen op een inherent gevaar: “Als je zo’n informele leider tegen je hebt, kom je als formele leider nergens.”