Ecologie van adviseren
- Veranderen en Organiseren
- 17 december 2014
Samen met Wim van der Putten*, hoogleraar biodiversiteit, maak ik een lange boswandeling. Al struinend vraag ik hem honderduit over bodemecologie, zijn specialiteit. Niet toevallig, want de wereld van organiseren en veranderen is ook een ecologie, dus ik ben benieuwd wat ik van hem kan leren.
Wim, niet alleen een begaafd wetenschapper, maar ook een bevlogen verteller, brandt los. Hij vertelt dat een voedselrijke bodem leidt tot een eenzijdige vegetatie van snelle woekeraars als brandnetels en braamstruiken. Deze snelle groeiers vinden het eerst de weg naar het zonlicht en zijn zo hun tragere concurrenten te vlug af. Regenwormen zijn ook dol op dit soort grond en woelen de bodem los. Zo gewonnen, zo geronnen. De snelle groeiers produceren grote hoeveelheden dode stengels en bladeren. Dit moet opgeruimd worden en daar is het bodemleven voor, met bacteriën in een hoofdrol. Er ontstaat een slijmerige, rottende massa die door de losgewoelde grond gemakkelijk wegspoelt.
“Een verspillingseconomie,” concludeert Wim, terwijl hij wijst naar een modderig moerasje met wat brandnetels erlangs. “Hier lekken enorm veel grondstoffen en energie weg en qua biodiversiteit is het niks gedaan.” “Op een voedselarme ondergrond gaat het er heel anders aan toe,” gaat hij verder. Alleen trage groeiers kunnen uit de voeten, waardoor allerlei plantensoorten de tijd hebben zich te vestigen. Onder de grond maken niet bacteriën maar schimmels de dienst uit. Die helpen op een duurzame manier plantenresten her te gebruiken als voedingsstof. Ook maken ze de voedselopname van de planten efficiënter. En gaan die onverhoopt te snel groeien en overheersen dan worden die planten door ziekteverwekkende schimmels aangevallen en gedood! Ik ga helemaal op in zijn verhaal en glij bijkans onderuit in een modderpoel.
De parallellen met organiseerprocessen liggen voor het oprapen. In markten waar veel geld in omgaat, maken snelle groeiers de dienst uit. Google, Facebook en Apple overwoekeren de kleintjes, op jacht naar aandeelhouderswaarde. Maar nog interessanter is de parallel met de ondersteunende processen. De bacteriën in deze grote organisaties eten van hun snel groeiende gastheren. Ze leven van de spil-over en maken al het andere wat ook in de biotoop wil leven ziek. Ze helpen dus de eenzijdige economie van groeien, graaien en verspillen in stand te houden, omdat ze daar zelf wel bij varen. Hoe anders opereren de schimmels. Ze steunen kleine, kwetsbare, nieuwe initiatieven, helpen alles wat verloren dreigt te gaan te recyclen en vallen zelfs alles wat al te dominant dreigt te worden aan. Ze verschijnen en verdwijnen razendsnel ondergronds al naar gelang ze nodig zijn. En maken zo een rijk geschakeerd en duurzaam leven mogelijk op een ondergrond van schaarste. Wat een dienstbaarheid en wat een moed! Eenmaal thuisgekomen gooi ik mijn modderige kloffie snel in de was. Ik bezie mijzelf in de spiegel en stel mijzelf de hamvraag: ben ik een bacterie of een schimmel? En alsof dat nog niet genoeg is, knaagt er nog iets. Wie zijn dan toch die regenwormen?
* Prof. dr. ir. W. Van der Putten is speciaal gastdocent bij de leergang Meesterschap in Adviseren