Verder denken over Strategic Urban Development

Ward Rauws

Ward Rauws

Elf jaar geleden verhuisde Ward Rauws (1985) naar Groningen om planologie aan de RUG te studeren. Dat was eigenlijk een logische keuze voor een jongen uit de polder: Rauws is geboren en getogen in Lelystad, een stad die rechtstreeks van de tekentafel is gekomen. “Al jong vroeg ik me af wie de tekenaar van Lelystad was. Wat erachter de plannen zat en waarom het eigenlijk zo anders uitpakte dan bedoeld.” Als één van de docenten van het programma Strategic Urban Development van AOG School of Management wil hij met de deelnemers verkennen hoe planologen en beleidsmakers kunnen omgaan met de fundamentele onzekerheden die bij zijn vak horen.

Nog altijd houdt Rauws van de weidsheid van de polder, de windmolens en de pioniersmentaliteit. “Groningen is het tegenovergestelde van Lelystad: een ‘new town’ versus een organisch gegroeide stad met een lange historie. Het mooie van mijn vak is dat de stad waar ik werk, woon en recreëer mijn laboratorium is. Planologen willen weten hoe het systeem van een stad werkt en wat er beter kan. Wij houden ons bezig met de vraag hoe een stad zich kan voorbereiden op de toekomst. Wij zijn spinnen in het web, integrale denkers die proberen verschillende disciplines met elkaar en de bewoners te verbinden: technici die bouwen aan de stad, mensen die zich met de sociale relaties en netwerken bezig houden, bestuurders die prioriteiten stellen en marktpartijen die investeringen doen.”

De rol van de planoloog

Na zijn studie promoveerde Rauws op een proefschrift waarin hij vanuit de complexiteitstheorie kijkt naar de fundamentele onzekerheden in ruimtelijke ontwikkelingsprocessen. Inmiddels werkt hij als onderzoeker en docent bij de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen. “Ik geef college over planning-theorie en de revitalisering van wijken. Ook coördineer ik onze internationale master Environmental and Infrastructure Planning.” De rol van de planoloog is door de jaren heen sterk veranderd. Rauws: “Tijdens de wederopbouw hing de planoloog als een godheid boven de stad en tekende hij uit wat er moest gebeuren met de ruimte. Planologen van nu zijn bezig met de vraag hoe je plannen zo flexibel kunt maken dat ze de dynamiek van de stad volgen. Als je niet weet hoe de toekomst zal verlopen, moet je zorgen dat de stad op meerdere toekomsten kan inspelen. Sommige toekomsten zijn meer gewenst dan andere. Wij proberen bij te dragen aan ontwikkelpaden die duurzaam en leefbaar zijn.”

Smartphone en crisis

Hoe complex en onvoorspelbaar de ontwikkelingen van de stad zijn, blijkt uit de vele voorbeelden die Rauws uit zijn mouw schudt. “Neem de invloed van de smartphone en het internet op onze omgang met de ruimte. Moet je in een nieuwe wijk een supermarkt plannen als steeds meer mensen hun boodschappen via internet bestellen en thuis laten bezorgen? Denk bijvoorbeeld aan hoe de crisis de bouwplannen van veel steden in de war heeft geschopt. Als planologen dienen wij de juiste condities te stellen, zodat nieuwe ontwikkelingen het aanpassingsvermogen van de stad versterken. Je kunt dan denken aan projecten die geschikt zijn voor meerdere functies. Of tijdelijke bestemmingen, zoals de containers in het Ebbingekwartier in Groningen.”

Pionieren in ‘new towns’

Het fenomeen van de ‘new towns’ hebben nog altijd zijn warme belangstelling. “Er heerst een pioniersmentaliteit. Toen de Flevopolder werd aangelegd, durfden de nieuwe bewoners het aan om samen het nieuwe land vorm te geven. Die pioniersgeest bestaat nog steeds. Zo loopt Almere internationaal voorop als voorbeeld van organische gebiedsontwikkeling en zelf bouwen.” Als de deelnemers van het programma naar China reizen, kunnen ze zelf zien hoe daar new towns uit de grond worden gestampt. Rauws: “Je hebt in China nieuwe steden waar de bibliothecaris al achter zijn balie zit en de stoplichten branden. Maar er woont nog niemand. China heeft die nieuwe steden hard nodig om de bevolkingsgroei op te vangen, maar het gaat ook vaak mis. Dan worden het spooksteden. De grootste uitdaging van elke new town is het vinden van een ziel. Een stad is niets zonder bewoners die samen de stad maken en trots zijn op haar iconen. Zoals Groningers trots zijn op d’Olle Grieze.” Ook wijken hebben een ziel, vervolgt hij. “In de jaren vijftig en zestig werd zo’n wijk platgegooid en opnieuw opgebouwd als de overheid dat nodig vond. Daar kwamen op een gegeven moment rellen van. Bewoners vormen samen het DNA van een wijk. Als je nu een wijk wilt vernieuwen, doe je dat samen. Zoals in Vinkhuizen, waar een grote coalitie van betrokkenen achter de wijkvernieuwing is gaan staan.”

Web ontrafelen

Rauws verheugt zich op de discussies met de deelnemers van het programma Strategic Urban Development. “Dat zijn allemaal mensen die op strategisch niveau bezig zijn met de ontwikkeling van de stad. Nieuwsgierige mensen en snelle denkers. Op zoek naar multidisciplinaire inzichten, internationale inspiratie en ervaringen. Het lijkt me boeiend om samen te ontrafelen hoe zo’n complex web van processen vorm geeft aan de ontwikkeling van steden. Hoe reageer je als politicus, bestuurder of projectontwikkelaar als ontwikkelingen anders verlopen dan verwacht? Bijvoorbeeld doordat naast jouw geplande interventies allerlei initiatieven van de bewoners zelf ontstaan?” Hij noemt de recente ‘verhipstering’ van de Amsterdamse binnenstad. “Dat is een voorbeeld van gentrificatie. Zo’n ontwikkeling begint vaak in een verloederde wijk die is ontdekt door kunstenaars. Die zetten een wijk weer op de kaart, waarna vermogende yuppen volgen. Langzamerhand verandert de sfeer en vaak trekken de originele bewoners weg, ook omdat de huren dan snel omhoog gaan. In Amerika verloopt zo’n proces volledig autonoom. In Nederland hebben we de traditie dat we mensen met een lager inkomen ook de kans willen geven om in de binnenstad te wonen. Je wilt een stad blijven voor iedereen. Maar lastig is het wel, want een stad krijgt een impuls en ontwikkelaars staan in de rij om er aan de slag te gaan.”

Klimaat en energie

Rauws ziet het ook als zijn rol om zichtbaar te maken wat de gevolgen zijn van beslissingen over de ruimte. “Met die gevolgen krijgen alle betrokkenen te maken: niet alleen de planologen, maar ook bouwers en burgers, politici en professionals. Ondertussen moeten we bij de ontwikkeling van steden ook rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering en energietransitie. Daar moeten we echt aan gaan werken. Veel meer dan we nu denken. De opgave is om vernieuwing in gang te zetten terwijl we de impact van deze processen nog niet precies overzien. Adaptief vermogen is dus cruciaal, maar wat betekent dat voor ruimtelijke beleid, organisaties en benodigde vaardigheden? Wetenschap en praktijk hebben elkaar nodig om dit te doorgronden. Daarom kijk ik er naar uit met zo’n groep als in dit programma ons hierop stuk te bijten.’’

Dit interview is op 9 oktober 2015 gepubliceerd in alumnimagazine Broerstraat 5.

Op de hoogte gehouden worden?

Elke maand sturen we nieuw gepubliceerde kennisartikelen en houden we je op de hoogte van (gratis) inspiratiesessies en relevante informatie over onze academische opleidingen.