Eleukwentie

prof.dr. René ten Bos

prof.dr. René ten Bos

Een tijd geleden zat ik een café, ergens in Amsterdam. Ik was alleen en las een boek van een Franse filosoof. In het Frans. Een ouder stel kwam tegenover me zitten. De tafel was er groot genoeg voor. De heer – slank en lang, voorzien van goed onderhouden snor en iets te elegant gekleed voor het etablissement waarin we ons bevonden – stelde een vraag: “Meneer, u leest nog Frans. Mag ik u daarmee complimenteren?”

“Natuurlijk mag dat”, antwoordde ik, me verbazend over het woordje ‘nog’. Maar mijn antwoord verried me, want de vrouw van de besnorde meneer – parmantige blokhakken, klein beetje bont en zwaar gecraqueleerd gezicht waartegen geen make-up meer bestand was – exclameerde onmiddellijk: “O, wat leuk! U komt uit het Oosten van het land!”

Het viel niet te ontkennen. Zelfs Franse filosofen kunnen niet verhinderen dat mijn rustieke achtergrond meteen duidelijk wordt zodra ik mijn mond opendoe. Twintig of vijfentwintig jaar geleden vond men dat accent niet leuk, maar meer een teken van achterlijkheid. Maar nu is achterlijkheid getransformeerd in LEUK. En wat leuk is, heeft meer marktwaarde dan wat niet leuk is. Moet ik daar blij mee zijn?

In dezelfde stad Amsterdam was pas geleden Alain de Botton te gast. In de Beurs van Berlage werd  een groot congres georganiseerd waar de Britse filosoof en cultureel entrepreneur van Zwitserse komaf, ook bekend in de managementwereld, eregast was. De Bottons missie in de wereld is het om een nieuw soort levenselixer in de verdorde geesten van de contemporaine samenleving te gieten. Zijn werk wordt controversieel gevonden omdat hij alles, zelfs de zwaarste existentiële sores, leuk maakt.

Zo legde hij op het congres uit dat de belangrijkste taak van de filosofie erin bestaat iets leuks te produceren. De output moet nice and charming zijn. Essentieel daarbij is dat je je als filosoof niet teveel inlaat met ingewikkelde en complexe vraagstukken. Daar word je alleen maar verdrietig van. Ongelukkig. Onzeker. Nee, bij De Botton wordt zelfs Proust leuk. Maar niet alleen Proust, maar alle kunst. Of muziek. Of angst en ziekte. Of werk. Of seks. En in zijn laatste boek beweert hij dat God zelf ook leuk is.

Ik zat naar dit leuke discours te luisteren en moest onwillekeurig denken aan het korte gesprek dat ik had met het oudere echtpaar. Ik voelde me door die mevrouw met haar opmerking over mijn leuke accent enigszins geïnfantiliseerd. Dat vreemde gevoel maakte zich ook meester van mij toen ik naar De Botton luisterde. Maar hoe zat het met de mensen om me heen? Zaten daar alleen maar kinderen die zich vergaapten aan een leuke ideeënsinterklaas?

Kennelijk viel het mee. Een dame kwam na afloop naar me toe en zei dat ze zo genoten had van De Bottons ‘eleukwentie’, hetgeen volgens mij het meest diepzinnige commentaar van de dag was. Ze kwam dan ook uit Twente en had een mooi hard accent. Ze bood me aan om met haar eens door de bossen rond Losser te wandelen. Een andere dame had het na afloop over Bas Haring, ook al zo’n leuke filosoof die op deze dag eveneens te gast was. “Die man”, zei ze, “stopt een suikerklontje in je mond en je denkt net als een paard: wat lekker!” Om er even later aan toe te voegen: “Vroeg of laat rotten de tanden natuurlijk uit je bek!” Onleuk commentaar. Dit keer uit Salland, hetgeen ik een goed teken vond.

Zo goed zelfs dat ik me ineens afvroeg of leuk alleen maar iets voor grote stadsmensen is, voor mensen dus die denken dat ze geen accent spreken en geloven in de universele marktwaarde van leuk. Intrigerende gedachte: leuk als urbaan verschijnsel, een soort stadsuitwas waarvan de Sylvia Wittemans van deze wereld – en alleen zij – nog opgewonden kunnen raken. De rustieke dames die ik sprak, wisten wel beter. Bij hen geen De Botton of Haring op het nachtkastje.

Op de hoogte gehouden worden?

Elke maand sturen we nieuw gepubliceerde kennisartikelen en houden we je op de hoogte van (gratis) inspiratiesessies en relevante informatie over onze academische opleidingen.