Nederlandse werknemers hechten aan opleidingsmogelijkheden
- Nieuws
- 24 juni 2012
De mogelijkheid om opleidingen te volgen is voor 66 procent van de Nederlandse werknemers zeer belangrijk. Nog eens 31 procent noemt ontwikkelmogelijkheden een belangrijk aspect van hun werk. Een ruime meerderheid is tevreden over de investeringen van hun werkgever in opleiding en ontwikkeling. Toch blijven medewerkers reikhalzend uitkijken naar de invoering van persoonsgebonden opleidingsbudgetten en persoonlijke opleidingsplannen. Dit blijkt uit de Nationale Opleidings Enquête 2012, waar 1.112 mensen aan hebben meegedaan. De enquête is een vervolg op het baanbrekende onderzoek van vorig jaar.
De enquête is tot stand gekomen door een samenwerking tussen acht opleidingsinstituten: AOG School of Management, Arboplan, Geoplan, Horizon Interlingua, Horizon Training & Ontwikkeling, IBO Business School, Intermediair Trainingen en NIVE Opleidingen. Zij zochten ook dit jaar antwoord op de vraag hoe de Nederlander denkt over het opleidingsbeleid van de werkgever.
Vrijwel alle respondenten vinden de mogelijkheid om opleidingen te volgen belangrijk tot zeer belangrijk. Slechts 0,8 procent hecht hier geen enkele waarde aan. Ruim 70 procent is bovendien tevreden over de investeringen die de werkgever doet in opleiden en ontwikkelen. Een groep van 23 procent is niet te spreken over het investeringsbeleid van de werkgever. Met name deze groep kan bij herstel van de arbeidsmarkt besluiten om zijn heil elders te zoeken.
Behoefte aan persoonlijk opleidingplan
Over persoonlijke opleidingsplannen is de afgelopen jaren veel gesproken en geschreven. Toch wordt dit instrument door werkgevers nog niet omarmd. Voor amper 3 op de 10 werknemers is een persoonlijk opleidingsplan opgesteld – in vergelijking met vorig jaar is daar een lichte daling te zien. Het persoonsgebonden opleidingsbudget is bij werkgevers nog minder populair. Minder dan een kwart van de werknemers (24 procent) kan hier aanspraak op maken. Desalniettemin wordt in de meeste organisaties wel gesproken over leer- en ontwikkelwensen, alhoewel daarbij niet altijd een link wordt gelegd naar de strategische doelstellingen van de organisatie. Overigens geven werknemers aan dit jaar meer vrijheid te hebben bij hun keuze voor een opleider en betaalt de werkgever vaker alle opleidingskosten. Tevens is een lichte stijging te zien in het aantal werknemers dat onder werktijd opleidingen kan volgen. Wel wordt het afsluiten van een overeenkomst waarin is geregeld wat er gebeurt als de werknemer een opleiding niet afmaakt, uit dienst gaat e.d. steeds gebruikelijker.
Leren op de werkvloer sterk in opkomst
Minder dan de helft van de werknemers (47 procent) volgt jaarlijks één of meerdere opleidingen. Daarbij is een sterk verband te zien met het al dan niet aanwezig zijn van een persoonlijk opleidingsplan. Van de werknemers met een persoonlijk opleidingsplan volgt 68,5 procent minimaal jaarlijks een opleiding. In vergelijking met vorig jaar is een flinke daling te zien in het aantal opleidingen per jaar. In 2011 volgde nog 19,4 procent minstens 2 opleidingen per jaar terwijl dat percentage nu op 14,4 procent ligt: een daling van 5 procent. Korte cursussen van 1 tot 3 dagen of juist lange opleidingen van meer dan 9 dagen blijken het meest populair. De hoogte van het opleidingsbudget heeft een direct effect op het aantal opleidingen en de duur. Deelnemers met een budget van meer dan €3000 volgen relatief veel vaker 1 of meer opleidingen per jaar en ook duurt de opleiding langer (meer dan 9 dagen). Opmerkelijk is dat leren op de werkvloer sterk in opkomst is, vooral bij organisaties waar gewerkt wordt met persoonlijke opleidingsplannen.
Initiatief bij werknemer
Over de vraag wie het initiatief neemt tot scholing zijn werknemers duidelijk: zijzelf. Maar liefst 86 procent geeft aan dat het initiatief gewoonlijk van henzelf komt. In de overige gevallen is het de leidinggevende die het voortouw neemt. De afdeling personeelszaken heeft met een magere 1 procent het nakijken. Werkgevers toetsen minder vaak vooraf of de werknemer baat heeft bij een specifieke opleiding. Achteraf evalueren of de doelstellingen zijn bereikt wordt bij minder dan de helft gedaan, al gebeurt dat iets vaker dan vorig jaar. Bij de respondenten die over een persoonlijk opleidingsplan beschikken wordt veel vaker geëvalueerd. In bijna 7 op de 10 van die gevallen vindt achteraf evaluatie plaats – een groot verschil ten opzichte van het gemiddelde van 48,3 procent. Werkgevers stimuleren in het algemeen het in de praktijk benutten van de opgedane kennis en vaardigheden. Van de werkgevers die met de werknemer evalueren, bekijkt maar liefst 94 procent vooraf of de werknemer baat heeft bij de opleiding en stimuleert ruim 84 procent de werknemer om het geleerde in de praktijk toe te passen. Vooraf goed afstemmen en achteraf evalueren en stimuleren gaan dus hand in hand.
Oriëntatie verloopt vooral online
Wie op zoek is naar een geschikte opleiding, oriënteert zich met name op internet en via zoekmachines. Als deelnemers eerder via een bepaald opleidingsinstituut een opleiding hebben gevolgd, zijn ze geneigd om zich daar nogmaals te oriënteren. Men hecht ook waarde aan de aanbevelingen van iemand anders, al vormen die adviezen geen doorslaggevende factor. Voor de meeste respondenten zijn de inhoud en onderwerpen van een opleiding of training de belangrijkste redenen bij het maken van de uiteindelijke keuze, gevolgd door de kwaliteit van de docenten, een erkend diploma en de duur/studiebelasting. Zaken als de prijs, het startmoment van de opleiding en bereikbaarheid/locatie komen op een goede tweede plaats. Overigens geven veel deelnemers aan dat een combinatie van bijblijven in het vakgebied, persoonlijke en professionele ontwikkeling en inzetbaarheid op de arbeidsmarkt redenen voor (bij)scholing zijn.
Verbeterpunten opleidingsbeleid
Tot slot werd gevraagd wat er beter kan in het opleidingsbeleid van de werkgever. Op deze open vraag kwamen 660 antwoorden. Wat vooral blijkt te leven is de wens om een structureel opleidingsbeleid dat gekoppeld is aan de bedrijfsstrategie, betere informatievoorziening over opleidingsmogelijkheden, begeleiding na het volgen van een opleiding, het invoeren van persoonsgebonden opleidingsbudgetten en persoonlijke opleidingsplannen. Werkgevers die met deze punten aan de slag gaan maken, een betere kans om talent ook de komende jaren te behouden.
Klik hier voor het complete rapport