Geen technische, maar maatschappelijke discussie over toekomst van werk
- Innovatie, Marketing en Ondernemerschap
- 26 januari 2016
Artikelen en congressen over de toekomst van werk beginnen meestal vanuit een technisch perspectief: door robotisering moet je vrezen voor je baan. Maar we moeten niet vrezen, we moeten juichen. Want waarom zouden we computers en machines innoveren én toch willen blijven werken? Wat is dat voor een rare kronkel in de mens? We combineren een beleid van innovatie met een beleid van volledige werkgelegenheid. Dit leidt er toe dat we er steeds werk bij zoeken om de dag maar vol te maken. We verzinnen regeltjes, sturen cc-tjes en beleggen vergaderingen: kortom we vallen anderen lastig wanneer we zelf productiever worden.
Alleen de mens is zo dom om zijn eigen slimmigheid niet te vatten. Dit betekent dat we niet zozeer moeten nadenken wat de gevolgen van technologie zijn voor onze baan, maar wat we met de surplustijd doen wanneer we technologie slim inzetten en productiever te worden. Het is logisch dat de overheid wil dat we meer kopen en meer werken, want dat levert meer belastinggeld op. De vraag is ook niet wat de overheid wil, maar wat je als mens wilt. Wat is voor jou echt belangrijk in je leven en het leven van je kinderen? Wil je méér welvaart of een betere kwaliteit van leven. We vinden dat een moeilijke vraag en laten het antwoord over aan anderen en gaan iedere morgen volgzaam om 9 uur naar kantoor en om 5 uur weer naar huis.
Digitale productie
Maar we hoeven niet meer naar ‘de fabriek’. We leven in een tijd waarin fysieke productie (en consumptie) steeds meer wordt vervangen door digitale productie. We leven in een tijd waar kennis de belangrijkste productiefactor is geworden en de behoefte aan zorg en kwaliteit van leven toeneemt. We leven in een tijd waar een overschot is aan werk in kantoren en een tekort aan handen aan het bed en blauw op straat. We zijn ander werk gaan doen, maar organiseren dat nog steeds fabrieksmatig. We hebben nauwelijks nagedacht over de inrichting van een digitale- en zorgsamenleving.
Organisatievormen
Als ons werk verandert, moeten organisatievormen mee veranderen. Het leveren van zorg is wat anders dan het maken van een televisie. En toch gebruiken we bedrijven en markten om bijvoorbeeld zorg en onderwijs te organiseren. Was het maken van fysieke producten vaak voorspelbaar, zo is kenniscreatie vaak onvoorspelbaar. Waren organisatievormen van de 20e eeuw vooral gericht op het scheiden van denken en doen, organisatievormen van de 21e eeuw zouden vooral gericht moeten zijn op de wisselwerking tussen denken en doen, tussen leren en werken. Bij deze fundamentele transitie zijn inzicht, bewustzijn, cohesie en verbeeldingskracht belangrijker dan technologie. Sophia is belangrijker dan Techne.
Vaste banen
Wanneer je dagelijks bezig bent met de arbeidsmarkt en mensen zicht te geven op een vaste baan in die arbeidsmarkt, ga je er waarschijnlijk denken vanuit vaste banen. Het wordt een vanzelfsprekendheid dat het creëren van werkgelegenheid en het hebben van een vaste baan gewenst en goed is. De vraag is voor wie het goed is? Voor de mens, de overheid of instellingen en bedrijven die zich bezig houden met arbeidsbemiddeling? Wanneer je dagelijks bezig bent met vaste banen sta je waarschijnlijk niet meer stil bij de vraag wat een baan eigenlijk is? Waarom er banen zijn en waarom we eigenlijk werken en inkomen nodig hebben? Ook bij verkiezingen doet het thema werkgelegenheid het goed: niemand is toch tegen meer banen? Als je zo denkt in vaste banen kan ik me voorstellen dat je robots als een bedreiging ziet. We moeten dus niet denken in vaste banen en bedreigingen van robots. We moeten de toekomst van werk en welvaart opnieuw organiseren en dat begint met oud loslaten.
Je kunt stellen dat ons politiek economisch systeem een banenmachine is geworden, zonder dat we ons afvragen waar al die banen toe leiden. Het is voor de overheid wellicht logisch dat ze vanuit haar belang wil dat werknemers zolang mogelijk inzetbaar blijven. Wanneer mensen inzetbaar blijven zal meer geproduceerd en geconsumeerd worden. Dit genereert ook meer belastinginkomsten voor de overheid en minder uitkeringen. Maar met al die banen maken we ook producten die we eigenlijk niet nodig hebben. In Europa zijn er volgens mij nog geen cijfers bekend, maar die zullen vergelijkbaar zijn met de situatie in Verenigde Staten, waar jaarlijks ruim 1200 miljard dollar wordt uitgegeven aan producten waarvan mensen zeggen dat ze deze niet nodig hebben. Dát is het resultaat van denken in vaste banen.
Conclusie
Ik denk dat we visie en leiderschap nodig hebben, zeker vanuit de politiek en overheid. We moeten een maatschappij, die gericht is op voortdurende economische groei, financialiseren, en institutionaliseren, ombuigen naar een maatschappij die gericht is op een betere, een duurzame welvaart. Een maatschappij waar kosten en baten in evenwicht zijn en veel meer lokaal en informeel in gemeenschappen georganiseerd wordt. Daarbij is het leveren van toegevoegde waarde belangrijker dan het hebben van een vaste baan. Ik geloof er in dat we vooral moeten innoveren om productiever en daarmee duurzamer te worden. Wanneer we productiever worden en evenveel blijven maken kunnen we de surplustijd slim inzetten voor taken waar nu tekorten zijn zoals zorg, onderwijs, veiligheid, democratie, duurzame energie, klimaat en voedsel. Hierdoor dalen ook de kosten van de overheid waardoor de staatschuld omlaag kan en de overheid kleiner wordt.
Dit bericht is een bijdrage van Ir. Paul Bessems. Paul Bessems is schrijver, onderzoeker, promovendus en strategisch organisatieadviseur. Tevens is hij docent in de leergang Strategisch Ondernemen met Arbeid. Hij is gespecialiseerd in hybride organiseren. Hij begeleidt organisaties bij het opzetten en uitvoeren van samenwerkingsverbanden zoals shared service centers, communities en coöperaties.